Logopedie

Logopedie is zorg die nodig is als er problemen zijn met stem, spraak, taal, gehoor en slikken. Logopedisten behandelen stoornissen op het gebied
van de persoonlijke communicatie. Zij houden zich daarnaast bezig met voorlichting, preventie en onderzoek. Er vindt steeds meer wetenschappelijk onderzoek plaats
naar de effecten van logopedie. Logopedie is gespecialiseerde (gezondheids)zorg of paramedische zorg.

Taalstoornissen

Vertraagde taalontwikkeling / TOS

Er is sprake van een vertraagde taalontwikkeling wanneer een kind op taalgebied achterblijft in vergelijking met leeftijdsgenootjes. Bij een vertraagde taalontwikkeling kunnen zich problemen voordoen in het taalbegrip, de taalvorm, de taalinhoud en/of het taalgebruik.

Bij problemen in het taalbegrip vindt het kind het moeilijk om de taal te begrijpen.
Bij problemen in de taalvorm blijven zinnen kort en ongestructureerd, er is sprake van ‘kromme’ zinnen en er is moeite met bijvoorbeeld: meervouden, voltooid deelwoorden, persoonlijk voornaam woorden en verkleinwoorden.

Bij problemen in de taalinhoud kan er sprake zijn van een kleine woordenschat en is het begrijpen en het vertellen van verhalen moeilijk. Er wordt vaak over dezelfde vertrouwde onderwerpen gepraat, het is lastig om buiten het hier en nu te vertellen en het is moeilijk om aan te sluiten bij de gesprekspartner. Bij het spreken zijn vaak stopwoorden, denkpauzes of herhalingen in de zinnen hoorbaar. Tevens kan er sprake zijn van woordvindingsproblemen.

Bij problemen in het taalgebruik zijn er problemen met het gebruiken van taal in de communicatie en zijn er moeilijkheden in de communicatieve voorwaarden; bijvoorbeeld beurtgedrag, luisteren en oogcontact in gesprekssituaties.

Samenhang met andere stoornissen
Een vertraagde taalontwikkeling kan samenhangen met andere stoornissen, zoals een spraakontwikkelingsachterstand, een algehele ontwikkelingsachterstand, een informatieverwerkingsprobleem, een auditief verwerkingsprobleem of een gehoorprobleem. Tevens spelen de mogelijkheden van het kind, psychologische factoren, sociale factoren en de aard en hoeveelheid taalaanbod een rol.
Soms wordt er door de logopedist, leerkracht of arts een algeheel ontwikkelingsonderzoek (psychologisch, logopedisch en gehooronderzoek) geadviseerd. In een onderzoeksinstituut kan dan bepaald worden of er sprake is van stoornissen die de (taal)ontwikkeling van het kind kunnen belemmeren.

Vroeg onderkennen
Het is van groot belang dat een vertraagde taalontwikkeling zo vroeg mogelijk wordt onderkend. Een kind heeft van 0 tot 6 jaar een gevoelige periode voor het leren van de taal. De manier waarop het kind taal leert is van grote invloed op de verdere taal- /denkontwikkeling. Wanneer het taalniveau aan de basis niet goed is zal dit effect hebben op de verdere taal/ denkontwikkeling. Taal blijft dus in grote mate medebepalend voor de taal/ denkontwikkeling die het kind doormaakt.
Door een vertraagde taalontwikkeling kunnen leerproblemen en sociaal-emotionele problemen ontstaan. Wanneer het kind moeite heeft met begrijpen of zichzelf niet duidelijk kan maken, kan hij/zij een bepaald gedrag gaan vertonen. Zo kan het kind bijvoorbeeld angstig, boos of agressief worden. Ook kan een vertraagde taalontwikkeling negatieve gevolgen hebben voor het leren lezen en het begrijpend lezen.

Wat doet de logopedist?

De logopedist onderzoekt de taalontwikkeling van het kind zorgvuldig. Het is belangrijk zo veel mogelijk informatie te verzamelen, zodat er zo gericht mogelijk aan de taalontwikkeling kan worden gewerkt. Dat begint bij een eerste gesprek met kind en ouders. Tijdens het eerste gesprek wordt onder meer duidelijk wat de hulpvraag is, wat de achtergrond van het kind is en wat ouders zelf hebben gedaan om de taalontwikkeling te stimuleren.

De taalonderzoeken worden veelal afgenomen met gestandaardiseerde testen. Met deze testen wordt het talige niveau van een kind in vergelijking met zijn leeftijdsgenootjes bepaald. Er kan onderzoek verricht worden naar het taalbegrip, de taalproductie (woorden en zinnen), communicatievaardigheden en auditieve vaardigheden.
Naar aanleiding van de uitslagen van de taalonderzoeken en verzamelde informatie wordt een diagnose gesteld. In overleg met de ouders wordt een plan gemaakt om zo gericht mogelijk aan de taalontwikkeling te kunnen gaan werken.

Therapievormen

Er bestaan diverse therapievormen, waaronder de indirecte en de directe therapie. Bij de indirecte therapie worden de ouders door de logopedist geïnformeerd en geïnstrueerd hoe de taalontwikkeling zo goed mogelijk te kunnen stimuleren. De ouders leren hoe ze in allerlei dagelijkse situaties extra aandacht aan de vertraagde taal van het kind kunnen besteden. Het kind krijgt op deze manier veel mogelijkheden om taal te koppelen aan ervaringen.
Bij de directe therapie werkt de logopedist met het kind. De logopedist werkt aan de opgestelde behandeldoelen. De logopedist bevordert een optimale communicatie. Daarnaast wordt het taalgedrag van het kind in de gaten gehouden en wordt daar zo goed mogelijk met het eigen taalaanbod op ingespeeld. Samenwerking met de ouders is uiterst belangrijk. Ouders worden nauw bij de behandeling betrokken, zodat de taalontwikkeling ook thuis goed gestimuleerd kan worden en het kind de kans krijgt om de taal zo goed mogelijk te kunnen ontwikkelen. Tevens is het zinvol om samen te werken met leerkrachten en andere behandelaars, zodat er zo effectief mogelijk aan de hulpvraag kan worden gewerkt.
Behandeling van een vertraagde taalontwikkeling leidt vaak tot een betere communicatie, met name wanneer taalontwikkeling op jonge leeftijd wordt onderkend en behandeld.

Meertaligheid

Iemand is meertalig wanneer hij of zij, afwisselend meer dan één taal gebruikt ten behoeve van de interactie met zijn omgeving.
Bij meertaligheid kunnen de verschillende talen vanaf de geboorte aangeboden worden of de moedertaal wordt aangeboden vanaf de geboorte en de andere taal op een later moment in het leven van het kind.
Het leren van meerdere talen bevordert de communicatieve vaardigheden van het kind. Het enige verschil tussen meertalige kinderen en eentalige kinderen is zichtbaar op het gebied van de woordenschat. In alle talen die het meertalige kind spreekt is de woordenschat kleiner dan bij eentalige kinderen in die taal.

Meertalige kinderen kunnen door een “blootstellingsachterstand” (= een laag taalniveau als gevolg van weinig taalaanbod in de moedertaal of de andere taal) een taalachterstand hebben.
Er kan ook sprake zijn van een taalontwikkelingsstoornis bij meertalige kinderen. De taalproblemen moeten zich dan voordoen in alle talen die het kind spreekt.

Wat doet de logopedist?

De logopedist onderzoekt de taalontwikkeling van het kind zorgvuldig. Het is belangrijk zo veel mogelijk informatie te verzamelen, zodat er zo gericht mogelijk aan de taalontwikkeling kan worden gewerkt. Dat begint bij een eerste gesprek met kind en ouders. Tijdens het eerste gesprek wordt onder meer duidelijk wat de hulpvraag is, wat de achtergrond van het kind is en wat ouders zelf hebben gedaan om de taalontwikkeling te stimuleren.
De taalonderzoeken worden veelal afgenomen met gestandaardiseerde testen. Met deze testen wordt het talige niveau van een kind in vergelijking met zijn leeftijdsgenootjes bepaald. Er kan onderzoek verricht worden naar het taalbegrip, de taalproductie (woorden en zinnen), communicatievaardigheden en auditieve vaardigheden.
Naar aanleiding van de uitslagen van de taalonderzoeken en verzamelde informatie wordt een diagnose gesteld. In overleg met de ouders wordt een plan gemaakt om zo gericht mogelijk aan de taalontwikkeling te kunnen gaan werken. Bij kinderen met een TOS is taaltherapie geïndiceerd, terwijl bij kinderen met een blootstellingsachterstand het belangrijk is om het taalaanbod te optimaliseren om zo de achterstand in te halen.
Bij twijfel over de taalontwikkeling doorverwijzen naar de logopedist voor een uitgebreid taalonderzoek.

TOS bij pubers / adolescenten

Ongeveer 60-80% van de kinderen met TOS hebben nog steeds taalproblemen in de puberteit of adolescentie. Toch is er voor deze groep weinig aandacht.
We zien dat pubers of adolescenten met TOS vaak korte, eenvoudige zinnen maken. Er worden nog veel fouten grammaticale fouten gemaakt zoals weglaten van voegwoorden, verkeerde vervoegingen of afwijkende woordvolgorde.
Ook in het taalbegrip kunnen er problemen zijn. Adolescenten met TOS hebben moeite om samengestelde zinnen vlot te begrijpen en lopen vaker tegen de abstracte begrippen en metaforen aan.

Als gevolg van de taalproblemen zien we dat pubers of adolescenten met TOS vaker problemen hebben in de communicatieve vaardigheden, zij onvoldoende kunnen afstemmen op hun gesprekspartner en zij meer moeite hebben om aan te voelen of er in een gesprek een misverstand zou kunnen ontstaan.
Het is bekend dat pubers of adolescenten met TOS vaker problemen hebben met lezen/schrijven, zij een lager type vervolgonderwijs volgen en zij vaker eindigen zonder schooldiploma’s.
Daarnaast is er een duidelijke relatie tussen de taalproblemen en het algemene welbevinden van pubers/ adolescenten met TOS. Zij hebben meer moeite met het aangaan van sociale contacten, laten meer gedragsproblemen zien, hebben vaker problemen op het emotionele vlak en lopen een groter risico op (het ontwikkelen van) een psychiatrische stoornis.

Wat doet de logopedist?

De logopedist onderzoekt de taalvaardigheden zorgvuldig (eventueel) in samenwerking met een orthopedagoog/ psycholoog. Het is belangrijk zo veel mogelijk informatie te verzamelen, zodat er zo gericht mogelijk aan de taal kan worden gewerkt om aan de hulpvraag te kunnen voldoen. De logopedist werkt hulpvraag gestuurd zodat de communicatie zo optimaal mogelijk wordt ondersteund. Dit aangezien de individuele verschillen bij pubers/ adolescenten met TOS erg groot zijn en de uitingsvorm op sociaal, emotioneel en psychologisch gebied ver uiteen kan lopen. De logopedist biedt dus begeleidingen op maat.

Leesvoorwaarden / Lezen

Logopedisten zijn vaak al in een vroeg stadium betrokken bij kinderen met leesproblemen of dyslexie. De kinderen zijn soms nog niet in het leerproces vastgelopen, maar vertonen al wel risicofactoren. U kunt dan denken aan: weinig letters kennen, erfelijkheid, onvoldoende klankbewustzijn (hakken, plakken, rijmen) en moeite met uitspraak van klanken. Ook in de hogere groepen kan de logopedist hulp bieden bij het leren lezen en spellen.

Wat doet de logopedist?

De logopedist onderzoekt de lees- en schrijfvoorwaarden en indien deze onvoldoende zijn ontwikkeld worden deze vaardigheden getraind in de behandeling.
De logopedist kan al in groep 2 de kleuter alvast een ‘voorschot’ geven op de komende leesontwikkeling, zodat het kind met meer kansen en zelfvertrouwen aan groep 3 zal kunnen gaan beginnen. In de hogere groepen kan de logopedist werken aan het aanvankelijk en voortgezet lezen. Daarnaast kan de behandeling zich richten op het begrijpend lezen aangezien de taalontwikkeling en woordenschat hierbij een rol kunnen spelen.

Taal- en spraakstoornissen bij dementie

Dementie wordt veroorzaakt door een stoornis in de hersenen. Een veelvoorkomende oorzaak is de ziekte van Alzheimer. Kenmerkend voor dementie zijn de geheugenstoornissen die steeds erger worden. Daarnaast kunnen er andere stoornissen optreden, zoals gedragsproblemen en veranderingen in karakter. Taal- en/of spraakstoornissen kunnen bij alle vormen van dementie voorkomen. De verschijnselen van dementie verschillen per persoon en per ziekte.

Bij een taalstoornis kan iemand zijn gedachten en/of ideeën niet meer omzetten in woorden, zinnen en een verhaal; er kunnen problemen zijn met het begrijpen van gesproken en geschreven taal. Een spraakstoornis betreft alleen de spraak: woorden en zinnen worden niet goed of niet duidelijk uitgesproken. De taal en/of spraakstoornissen kunnen verschillen per persoon. Dit heeft te maken met de manier waarop de hersenen veranderen door de dementie. Met het erger worden van de ziekte krijgt de persoon met dementie steeds meer moeite om duidelijk te maken wat hij bedoelt en om anderen te begrijpen. Vaak blijven personen met een ernstige vorm van dementie wel gevoelig voor zinsmelodie, toonhoogte en lichaamstaal.
Primair progressieve afasie (PPA) vormt een aparte categorie. Bij deze vorm van dementie zijn taalproblemen de eerste signalen van de dementie.

Wat doet de logopedist?

De logopedist neemt een taal-, spraak- en/of communicatieonderzoek af. Daarnaast observeert de logopedist hoe de persoon met dementie communiceert met de mensen in zijn omgeving.
Afhankelijk van de diagnose die de logopedist stelt, wordt er een logopedische behandeling gestart. Het merendeel van de verzorgers en partners geeft aan al vanaf het begin van de ziekte problemen te ondervinden bij de communicatie met de persoon met dementie. In de behandeling zal alles er op gericht zijn om de communicatie tussen de cliënt en zijn omgeving zo goed mogelijk te laten verlopen.
Indien mogelijk traint de logopedist de cliënt om zich op een andere manier te uiten, bijvoorbeeld met behulp van een agenda of een ‘communicatieboek’. Bij problemen in het begrijpen van taal en bij ernstiger dementie wordt de samenwerking met de partner en de omgeving nog belangrijker. De logopedist informeert de partner en de omgeving van de persoon met dementie over de aanwezige taal- en/of spraakstoornissen. De logopedist biedt adviezen en handvaten zodat de gesprekspartner weet hoe hij zich kan aanpassen aan de communicatieve mogelijkheden van de persoon met dementie. De logopedist werkt samen met de psycholoog met betrekking tot de benadering van de persoon met dementie.

Spraakstoornissen

Vertraagde spraakontwikkeling

De spraakontwikkeling noem je vertraagd wanneer een jong kind in zijn spraak duidelijk achterblijft bij leeftijdgenootjes. Het kind spreekt (nog) niet of opvallend minder. Hij spreekt de woorden en klanken onvoldoende goed uit wat niet passend is bij zijn leeftijd. Zijn omgeving vindt het lastig om het kind te verstaan en te begrijpen. Een vertraagde spraakontwikkeling kan samenhangen met andere stoornissen zoals slechthorendheid, taalachterstand of een algehele achterstand. Het komt ook voor dat het kind slecht spreekt zonder dat er een duidelijke oorzaak voor gevonden wordt.

Een vertraging in de spraakontwikkeling geeft problemen: het kind wordt door de omgeving niet begrepen en het kan zich niet goed uiten. Dit kan tot gedragsproblemen leiden: het kind wordt opstandig en driftig als het niet begrepen wordt of het gaat zich juist steeds meer terugtrekken. Ook het leren op school kan moeizamer verlopen.

Wat doet een logopedist?

De logopedist doet uitgebreid onderzoek de spraak en zo nodig het taalniveau van het kind.
De klanken worden geoefend en toegepast in de spontane taal waarbij het kind de verschillen tussen de klanken leert horen en voelen. Als er daarnaast sprake is van een taalachterstand wordt de woordenschat, zinsbouw en taalbegrip meegenomen in de behandeling.
Het resultaat van de behandeling hangt onder andere af van de oorzaak van de vertraagde ontwikkeling. In het algemeen geldt dat een vertraagde spraakontwikkeling goed te behandelen is, zeker als de problemen al op jonge leeftijd onderkend worden. Kinderen kunnen hiervoor al voor hun tweede levensjaar terecht bij de logopedist. Verder kan er aanvullend onderzoek en eventueel behandeling door een kinderarts, KNO-arts of een multidisciplinair team op een audiologisch centrum nodig zijn.

Slissen

Bij slissen wordt de [s] of andere klanken verkeerd uitgesproken.
Een verkeerd uitgesproken [s] maakt dat ook andere klanken, zoals de [z], [sj] en [zj], vaak verkeerd worden uitgesproken.
Slissen gaat dikwijls samen met afwijkende mondgewoonten, zoals speen-duim- en vingerzuigen. Door het slissen kan de stand van het gebit beïnvloed worden doordat tanden en kiezen naar voren of naar buiten worden gedrukt. Een slappe mondmotoriek kan slissen veroorzaken. Daarnaast is de kans op afwijkend slikken groter bij de aanwezigheid van slissen.

Wat doet een logopedist?

De logopedist neemt een vragenlijst af waarin uitgezocht wordt wat mogelijke veroorzakende en in standhoudende factoren zijn. Onderzoekt welke klanken niet goed worden uitgesproken en beoordeelt de slikbeweging. Daarna kan een behandeling worden gestart.
Met oefeningen van de mondmotoriek worden de spieren in de mond versterkt en men leert de tong op de juiste wijze te gebruiken bij de uitspraak van [s] klank en het slikken, de afwijkende mondgewoonten worden afgeleerd. Het resultaat van de behandeling hangt af van de oorzaak van het slissen, en van factoren als leeftijd, motivatie en inzet.

Verbale ontwikkelingsdyspraxie

Soms komt het leren praten niet of moeizaam op gang. Kinderen spreken dan niet of verkeerd. Een mogelijke oorzaak hiervan noemen we een verbale ontwikkelingsdyspraxie. Dit is een spraakstoornis die te maken heeft met de beweging: de mond wil niet op de juiste manier bewegen. Het kind heeft problemen met het programmeren, afstemmen en controleren van de bewegingen die nodig zijn voor het spreken.
Door deze stoornis zijn de klanken soms onherkenbaar of ze komen in het woord op de verkeerde plaats terecht. Het komt voor dat het kind de klank wel in het ene woord kan maken en niet in het andere. Het kan zelfs zo zijn dat een klank of woord niet uitgesproken kan worden, terwijl het op een ander moment wel lukt. Ook andere activiteiten van de mond kunnen problemen geven zoals eten, drinken, blazen en zuigen.

Het niet of slecht spreken leidt tot problemen in de communicatie. Het kind kan namelijk niet of nauwelijks duidelijk maken wat het wil en wordt daarom soms niet begrepen door zijn omgeving. Kinderen met deze problemen hebben deskundige hulp nodig, want het gaat om een stoornis die zich niet vanzelf herstelt.

Wat doet een logopedist?

De logopedist onderzoekt de spraak en de mondmotoriek van het kind, observeert het eten en drinken en stelt een diagnose. Nader onderzoek door een medisch specialist kan nodig zijn.
Indien de logopedische therapie gestart wordt, leert het kind de spraakbewegingen aan te sturen. De bewegingen van de tong, lippen, kaken en het gehemelte worden geoefend om ze nauwkeurig te maken. Daarnaast begeleidt de logopedist ook de familie in de communicatie met het kind.
De duur en resultaten van de logopedische therapie zijn afhankelijk van het type en de ernst van de uitspraakproblemen en van het tijdstip waarop de therapie begonnen is. De therapie kan al op zeer jonge leeftijd (twee á drie jaar) starten.

Dysartie

Dysartrie is een spraakstoornis die wordt veroorzaakt door een beschadiging van het zenuwstelsel. Hierdoor werken de spieren die nodig zijn voor het ademen, de stemgeving en de uitspraak onvoldoende.
Oorzaken van dysartrie zijn bijvoorbeeld een beroerte (CVA), een hersentumor, een ongeval, een spierziekte zoals ALS (Amyotrofische Lateraal Sclerose) of een neurologische aandoening (ziekte van Parkinson). Deze aandoeningen komen voornamelijk voor bij volwassenen en ouderen, maar ook bij kinderen en jongeren kan een dysartrie ontstaan.

De communicatie bij mensen met dysartrie is gestoord, omdat ze moeilijk te verstaan zijn. Dit kan komen door een onduidelijke uitspraak, een te zachte en/of hese stem, en eentonig of nasaal (door de neus) spreken of een combinatie hiervan.
Bij een dysartrie door een beroerte is er vaak sprake van een verlamming van (een deel van) één kant van het aangezicht, waardoor de mimiek verandert. Speekselverlies of slikproblemen kunnen het gevolg zijn (zie bij slikproblemen bij volwassenen).

Wat doet een logopedist?

Via de huisarts, neuroloog of revalidatiearts wordt een patiënt naar een logopedist verwezen. De logopedist zal onderzoek doen naar het gevoel en het functioneren van de spieren in het gezicht. Ook wordt de stem en de verstaanbaarheid beoordeeld.
De behandeling is gericht op het verbeteren van de verstaanbaarheid. De patiënt leert optimaal gebruik te maken van zijn mogelijkheden. Vanuit een juiste, symmetrische lichaamshouding worden mondmotoriek (belangrijk bij het eten, drinken en het spreken), de uitspraak, de ademhaling en de stemgeving behandeld. De logopedist geeft adviezen aan de patiënt en de mensen in zijn omgeving. De resultaten van de behandeling zijn mede afhankelijk van de ernst en de aard van de ziekte of aandoening.
Als de patiënt ook met logopedische behandeling niet tot verstaanbaar spreken komt, zal de logopedist met de patiënt een geschikt communicatiemiddel zoeken. Dit kan een gebaren- of tekensysteem zijn of een elektronisch communicatiehulpmiddel.

Stotteren

Stotteren is een verstoring in de vloeiendheid van spreken. In het spreken kunnen stotterkenmerken als herhalingen, verleningen en blokkades voorkomen. Ieder heeft weer zijn eigen reacties op het stotteren.
Deze reacties kunnen zijn: het vermijden van spreeksituaties, het uitstellen van het geven van een reactie in een gesprek of andere woorden bedenken dan het stotterwoord. De persoon die stottert kan geleidelijk negatieve gedachten ontwikkelen die tot deze reacties leiden. De gevoelens rond spreken en stotteren veranderen mee, vaak in negatieve zin. Daardoor kan stotteren in sociaal opzicht ook veel gevolgen hebben. Juist deze individuele gedachten, gevoelens en reacties vragen om stottertherapie ‘op maat’.

Stotteren bij kinderen

Kinderen maken in de leeftijd van 2 tot 5 jaar een periode door waarin de spraak onvloeiend wordt. Deze periode valt samen met de ontwikkeling van de spraak en taal. Deze onvloeiendheden worden ‘normale onvloeiendheden’ genoemd en ze bestaan uit bijvoorbeeld herhalingen van woorden of zinsdelen, stopwoordjes als ‘euh’ en het opnieuw beginnen van een zin. De meeste kinderen merken de onvloeiendheden zelf niet op.
Bij jonge stotterende kinderen komen deze normale onvloeiendheden ook voor. Daarnaast hebben zij een ander soort onvloeiendheden dat meer op stotteren lijkt. Het stotteren begint vaak met de ‘normale onvloeienden’ waarbij het kind de eigen onvloeiendheid niet of nauwelijks opmerkt. Daarna wordt het stotteren vaak herkenbaarder, het kind kan op het stotteren gaan reageren en er kunnen gevoelens en gedachten over het stotteren ontstaan. De ontwikkeling kan in een aantal stappen gaan of het kan ook in één keer in volle omvang aanwezig zijn.

Als het stotteren langer aanwezig is neemt de kans dat het vanzelf weer verdwijnt af. De kans dat het kind van het stotteren af komt is het grootst tot zijn 7e jaar. Vanaf 8 jaar wordt de kans op herstel steeds kleiner. Het verdwijnen van stotteren bij adolescenten en volwassenen is nog steeds mogelijk, maar is zeldzaam.
Kinderen die stotteren in de leeftijd tussen 6 en 13 jaar stotteren doorgaans al meerdere jaren. De ervaringen die ze hebben opgedaan kunnen leiden tot angst voor het stotteren. Daardoor kunnen kinderen stotteren gaan vermijden en negatieve emoties en gedachten hebben. Dit kan weer invloed hebben op de interactie met anderen.

Wat doet de logopedist?

Stottertherapeuten zijn in staat de individuele problematiek nauwkeurig te beschrijven met alle invloeden, vanuit de persoon die stottert én vanuit de omgeving, die hierbij kunnen spelen. Daaruit volgt een voorstel tot een individuele therapie die in nauw overleg met de cliënt wordt uitgevoerd. Stottertherapeuten zijn meestentijds logopedisten , soms ook psychologen, die zich extra hebben gespecialiseerd in stotteren en in stottertherapie. . De stottertherapieën voor kinderen in de leeftijd tussen 6 en 13 jaar richten zich op de verschillende aspecten van het stotteren. Er is niet één therapie of programma dat aantoonbaar het beste werkt.

Voor het vroeg herkennen van stotteren wordt de Screenings Lijst Stotteren (SLS) het meest gebruikt, deze kan door iedere ouder ingevuld worden. Het is een vragenlijst met enkele meerkeuze vragen. Op www.stotteren.nl is de lijst gratis in te vullen. Zie voor meer informatie www.nedverstottertherapie.nl
De SLS geeft aan of er contact moet worden opgenomen met een logopedist of NVST-stottertherapeut.

Stotteren bij jongeren en volwassenen

Stotteren is een verstoring in de vloeiendheid van spreken. In het spreken kunnen stotterkenmerken als herhalingen, verleningen en blokkades voorkomen. Ieder heeft weer zijn eigen reacties op het stotteren.
Deze reacties kunnen zijn: het vermijden van spreeksituaties, het uitstellen van het geven van een reactie in een gesprek of andere woorden bedenken dan het stotterwoord. De persoon die stottert kan geleidelijk negatieve gedachten ontwikkelen die tot deze reacties leiden. De gevoelens rond spreken en stotteren veranderen mee, vaak in negatieve zin. Daardoor kan stotteren in sociaal opzicht ook veel gevolgen hebben. Juist deze individuele gedachten, gevoelens en reacties vragen om stottertherapie ‘op maat’.

Wat doet de logopedist?

Samen met de logopedist/ NVST-stottertherapeut breng je het stotteren en bijkomende gedragingen, gedachten en gevoelens in kaart. Naar aanleiding van het onderzoek wordt het therapiedoel en het behandelplan in overleg besproken en vastgesteld.

Verbale apraxie

Bij een verbale apraxie kan het schema voor het programmeren van de spraak niet meer goed worden gebruikt. De spieren werken nog goed maar het aansturen van de spieren geeft problemen. De oorzaak van dit probleem is hersenletsel, zoals een beroerte, een trauma door een ongeluk of een hersentumor.
Het meest opvallende kenmerk bij verbale apraxie is het voortdurende zoeken naar de juiste articulatieplaats van klanken. Het zijn niet altijd dezelfde woorden of klanken die problemen geven. Vaak worstelt iemand om het juiste woord te kunnen produceren, merkt dat het mis gaat, worstelt opnieuw en kan op deze manier steeds verder van het bedoelde woord afraken.

De ernst van verbale apraxie kan variëren van helemaal niet meer kunnen spreken tot lichte articulatieproblemen die slechts zo nu en dan optreden. Verbale apraxie kan ‘geïsoleerd’ voorkomen, of samen met een afasie of een dysartrie.

Wat doet een logopedist?

De logopedist onderzoekt de spraak, de verstaanbaarheid en de mondmotoriek van de iemand met een mogelijke verbale apraxie en stelt een diagnose. Nader onderzoek door een medisch specialist kan nodig zijn.
In overleg met de cliënt stelt de logopedist een behandelplan op. Voor de behandeling van verbale apraxie bestaan diverse behandelmethoden. Bij een ernstige verbale apraxie wordt vaak zo snel mogelijk ook een alternatief communicatiemiddel gezocht, afhankelijk van de mogelijkheden van de patiënt.
Voorlichting is een belangrijk onderdeel van de behandeling. De logopedist zal mensen in de omgeving van de patiënt adviezen geven over de beste manier om de communicatie (het spreken) te ondersteunen en te stimuleren.

Nasaliteitsstoornis

Er is sprake van een nasaliteitsstoornis of neusspraak wanneer de klank (resonantie) van de spraak afwijkend is: de spraak klinkt te veel of juist te weinig door de neus.
De spraak klinkt teveel door de neus. Dit kan veroorzaakt worden door een aangeboren lip-, kaak- en/of gehemeltespleet ( schisis). Andere oorzaken zijn een aangeboren te kort gehemelte, verlamming van de spieren van het zachte gehemelte (na een hersenbloeding) of verminderde spierkracht in het gehemelte (zoals bij multiple sclerose of de ziekte van Parkinson).

Soms is gewoontevorming de oorzaak van de gestoorde nasaliteit, wat kan gebeuren na verwijdering van de neusamandel.
Bij gesloten neusspraak klinkt de spraak verstopt. De oorzaak kan een scheef neustussenschot zijn. Ook kunnen één of meer neuspoliepen, een vergrote neusamandel of gezwollen neusslijmvliezen voor te weinig resonantie door de neus zorgen.

De KNO-arts stelt de diagnose.

Wat doet een logopedist?

De logopedist onderzoekt de ernst van de nasaliteitsstoornis en de invloed daarvan op de verstaanbaarheid. Het resultaat van een logopedische behandeling is afhankelijk van de oorzaak. In sommige gevallen moet eerst medisch of chirurgisch ingegrepen worden, voordat de logopedische behandeling kan beginnen. Ook het succes van de logopedische behandeling is hiervan afhankelijk.
Bij open neusspraak bestaat de behandeling uit oefeningen om de gehemeltespieren te activeren en een pittige uitspraak aan te leren. Bij gesloten neusspraak zal het accent liggen op het beter leren gebruiken van de neusweg.

Afwijkende mondgewoontes

Afwijkende mondgewoonten zijn gewoontehandelingen of bewegingen die negatief zijn voor de gebitsstand, het spreken, het gehoor en de gezondheid. Mondademen, afwijkend slikken en kauwen en duim- en vingerzuigen (en spenen) zijn afwijkende mondgewoonten. Verder vallen foutieve lipgewoonten, tonggewoonten en nagelbijten onder afwijkende mondgewoonten.

Mondademen heeft verschillende gevolgen. De mond droogt uit. Er is daardoor minder speeksel in de mond aanwezig waardoor er veel minder geslikt hoeft te worden. De kans op oorontstekingen en andere gezondheidsproblemen neemt hierdoor toe.
Afwijkend slikken kan onder andere ontstaan door mondademen, maar komt ook voor als er gewoon door de neus geademd wordt. Bij afwijkend slikken ligt de tong vaak laag onder in de mond. De tong wordt dan tussen de tanden geperst. Doordat de tong telkens tegen de tanden duwt, kunnen die scheef gaan staan. Ook tijdens het spreken kan de tong tussen de tanden komen. Slissen is het gevolg; het spreken wordt er vaak onduidelijk van.
Een andere afwijkende mondgewoonte is het duim- of vingerzuigen. Het zuigen op een duim, vinger of speen is normaal bij een baby en peuter, omdat zij nog een grote zuigbehoefte hebben. Het geeft veiligheid. Daarna wordt het vaak een gewoonte en kunnen de tanden scheef groeien. Ook kan de vorm van de mond (het gehemelte) veranderen. Tevens hebben kinderen een grotere kans op een slappe mondmotoriek, waardoor afwijkend slikken kan optreden. Spenen of duim- of vingerzuigen moeten daarom zo snel mogelijk worden afgeleerd.

Wat doet een logopedist?

Een logopedist onderzoekt welke afwijkende mondgewoonten aanwezig zijn en welke factoren deze in standhouden.
Als kinderen mondademen moet dit zo vroeg mogelijk worden gestopt ter voorkoming van terugkerende verkoudheden en oorontstekingen. De behandeling zal vooral gericht zijn op lipsluiting en op het verstevigen van de mondmotorische spieren. De logopedist kan ook specifieke oefeningen geven om de neusademing te stimuleren. Daarnaast wordt de tongpositie zowel in rust als tijdens de spontane spraak getraind en zal de articulatie aan bod komen.
Het afwijkend slikken wordt voor of na de wisseling van de voortanden aangepakt. Soms is het wenselijk het duimzuigen vóór de wisseling van de voortanden af te wennen, omdat dit een nadelige invloed heeft op de gebitsontwikkeling.

Eet- en drinkproblemen

Slikstoornissen bij volwassenen

Slikstoornissen kunnen ontstaan door veranderingen in de structuren van de mond, de keel en het strottenhoofd. Er kunnen problemen ontstaan in de aansturing van de spieren, of er kan sprake zijn van een plaatselijke beschadiging waardoor het slikken minder goed gaat. Na hersenletsel (bijvoorbeeld door een beroerte, ongeval, tumor) of een aandoening van het zenuwstelsel (bijvoorbeeld MS, Parkinson, ALS) kan de aansturing van spieren problemen geven. Door een operatie in het hoofd- en halsgebied treden soms plaatselijke beschadigingen op of zijn er belemmeringen waardoor het eten en drinken minder gemakkelijk gaat. Stress en angst kunnen ook leiden tot problemen met het eten en drinken. Bij dementie kunnen op een gegeven moment ook problemen ontstaan met eten en drinken.

Er kunnen problemen zijn met kauwen, waardoor het eten niet goed weggeslikt kan worden en het eten erg langzaam gaat. Dit kan ertoe leiden dat men minder gaat eten omdat de tafelgenoten al klaar zijn. Iemand kan zich makkelijk verslikken, bijvoorbeeld bij drinken. Dit is merkbaar als er bij of net na het drinken steeds gehoest wordt. Regelmatig verslikken is niet zonder risico; het kan leiden tot longontsteking. . Slikproblemen kunnen sociale gevolgen hebben doordat het plezier in eten en drinken afneemt..

Wat doet een logopedist?

De logopedist kan met een slikonderzoek de oorzaak van de slikstoornis opsporen en vaststellen in welke fase van het slikproces de stoornis zich bevindt. Het logopedisch onderzoek kan worden uitgebreid met een onderzoek door een KNO-arts en/of een radioloog.
Afhankelijk van de oorzaak en de ernst van het slikprobleem stelt de logopedist in overleg met de patiënt een behandelplan op. Het doel van de interventie kan zich richten op het verminderen van het risico op verslikken, het verbeteren van de voedingstoestand of het met meer plezier eten en drinken. De interventie kan zich richten op de stoornis door middel van het aanleren van compensatiestrategieën of het trainen van specifieke spieren. Daarnaast worden meestal adviezen aan de cliënt (en zijn omgeving) gegeven met betrekking tot bijvoorbeeld de houding tijdens de maaltijd, de consistentie van het voedsel en de wijze van aanbieden.
De resultaten van de slikbehandeling zijn in grote mate afhankelijk van de ernst en aard van de stoornis. Soms blijven er beperkingen bestaan, waardoor bijvoorbeeld een bepaalde voedselbereiding noodzakelijk is. Of dat bepaalde voedingsmiddelen niet meer geslikt kunnen worden. De nadruk van de logopedische behandeling zal dan liggen op het zo aangenaam mogelijk maken van de eet- en drinkmomenten.

Eet- en drinkstoornissen bij kinderen

De behandeling van eet- en drinkproblemen en/of slikstoornissen bij jonge kinderen wordt preverbale logopedie genoemd.
Als een kind problemen heeft met het drinken uit de borst of uit de fles, het eten van de lepel, het drinken uit een beker of het leren kauwen kan preverbale logopedie gegeven worden. Dit gaat altijd via een verwijzing van een arts (bijvoorbeeld een huisarts of een kinderarts). Dit laatste is belangrijk, omdat eerst nagegaan moet worden of er onderliggende medische problemen zijn die de moeilijkheden in het mondgebied veroorzaken.

We spreken over eet- en drinkproblemen als kinderen moeite hebben met de ontwikkeling van deze vaardigheden. Als kinderen zich vaak verslikken kan er sprake zijn van een slikstoornis. Soms is het nodig dat kinderen sondevoeding krijgen. Bij sondevoeding wordt de voeding door een slangetje (meestal via de neus) in de maag gebracht. Sondevoeding kan om meerdere redenen gegeven worden:

als een baby of een jong kind moeite heeft met eten, drinken en/of slikken;
als het kind niet kan slikken of voedsel weigert zodat het te weinig voeding binnen krijgt;
als het eten risico’s met zich mee brengt voor het kind.
Er kunnen verschillende oorzaken zijn voor eet- en slikproblemen. Prematuur geboren kinderen zijn soms in de eerste weken te zwak om te drinken. Kinderen met een syndroom zijn soms trager in hun ontwikkeling en hebben daardoor moeite om de nieuwe vaardigheden zoals eten van de lepel of kauwen te leren. Als er sprake is van een hersenbeschadiging kunnen er problemen zijn met de spierspanning, waardoor zuigen, kauwen of slikken lastig is. Kinderen met anatomische afwijkingen in het mondgebied (zoals een schisis) kunnen ook problemen ondervinden bij het leren van eten en drinken.

Wat doet een logopedist?

De logopedist bekijkt samen met de ouders wat de hulpvraag is en observeert eten en drinken. Soms zijn aanvullende onderzoeken of testen nodig om een goed beeld te krijgen. Bij sondevoeding kan de logopedist helpen om eet- en drinkvaardigheden te ontwikkelen. Voor het afbouwen van sondevoeding wordt vaak samengewerkt met andere disciplines, zoals kinderarts of diëtist. Bij kinderen met complexe problemen wordt er meestal samengewerkt in een multidisciplinair team.
Als een kind in het ziekenhuis is opgenomen, kan de logopedist uit het ziekenhuis preverbale logopedie geven. Er zal dan een onderzoek plaatsvinden op verzoek van een arts. Aan de hand van uitkomsten van het onderzoek geeft de logopedist adviezen om drinken, eten of slikken te verbeteren. Hierbij wordt met ouders en verpleging samengewerkt.
Ook kan preverbale logopedie in de thuissituatie of in een instelling waar het kind behandeld wordt, plaatsvinden. Deze wordt meestal gegeven door een preverbaal logopedist in de eigen praktijk, de instelling of aan huis. Samen met de ouders/verzorgers zal de logopedist kijken wat de beste manier is om een kind te laten eten of drinken. Er worden adviezen gegeven over een goede houding en technieken, er zal gekeken worden wat de beste fles, speen of beker is. Ook kan het zijn dat er gerichte oefeningen geadviseerd worden om bijvoorbeeld het kauwen te stimuleren.

Afasie

Afasie

Afasie is een taalstoornis die ontstaat door een hersenletsel. Dit wordt meestal veroorzaakt door een beroerte (CVA), maar kan ook ontstaan door een hersentumor, een ongeval of een andere aandoening in de hersenen.
Afasie komt het meest voor bij volwassenen en ouderen. Maar ook kinderen en jongeren kunnen hersenletsel oplopen met een afasie als gevolg.
Door afasie ontstaan er problemen met het spreken, het lezen en het schrijven. Samen geven deze talige problemen stoornissen in de communicatie. De ernst en omvang van de afasie zijn onder andere afhankelijk van de plaats en de ernst van het hersenletsel, het vroegere taalvermogen, iemands persoonlijkheid en zijn algehele gezondheid.

Sommige mensen met afasie kunnen wel goed taal begrijpen, maar hebben moeite met het vinden van de juiste woorden of met de zinsopbouw. Het komt regelmatig voor dat een afasiepatiënt een ander woord zegt dan hij bedoelt. Ook komt het voor dat afasiepatiënten juist wél veel spreken, maar wat zij zeggen is voor de gesprekspartner niet of moeilijk te begrijpen. Zij hebben vaak grote problemen met het begrijpen van taal. Tijdens een gesprek vangen ze bijvoorbeeld alleen trefwoorden op en bedenken zelf het verband hiertussen. Vooral bij ingewikkelde zinnen levert dit misverstanden op.
Het herstel van de taal- en spraakproblemen vindt voornamelijk plaats in de eerste drie tot zes maanden na de beroerte. In deze periode is veel logopedische therapie belangrijk.

Wat doet de logopedist?

De logopedist zal eerst een onderzoek afnemen naar het begrijpen en uiten van de gesproken en geschreven taal. Zij gaat na hoe de communicatie van de patiënt met zijn omgeving (partner, familie) verloopt. De resultaten worden met de patiënt en zijn familie besproken. De logopedist geeft verder voorlichting en adviezen.
De behandeling is gericht op de individuele problematiek. Er worden oefeningen gedaan om het begrijpen, spreken, lezen en schrijven te verbeteren. Ook wordt de patiënt en zijn directe omgeving geleerd hoe zij op een andere manier met elkaar kunnen communiceren. Het kan zijn dat een communicatiehulpmiddel zinvol is. Dan zal de logopedist hierover adviseren en begeleiding bieden.

Multiple Sclerose

Multiple Sclerose

Wat is Multiple Sclerose??
Multiple Sclerose (MS) is een ziekte waarbij ontstekingen ontstaan in het centrale zenuwstelsel (hersenen en ruggenmerg). De isolatielaag rondom de zenuwen wordt aangetast. Hierdoor kan het centrale zenuwstelsel bepaalde signalen niet goed meer verwerken. Patiënten kunnen hierdoor diverse ‘uitvalsverschijnselen’ krijgen: van krachtsverlies, blindheid en extreme moeheid tot geheugenproblemen. MS is niet te genezen, maar medicatie kan het verloop van de ziekte vertragen of stabiliseren. Goede zorg en begeleiding zijn erg belangrijk voor het inpassen van de ziekte in het dagelijks leven. MS is immers een ingrijpende aandoening, niet alleen voor de persoon zelf maar ook voor de omgeving. Naast lichamelijke klachten brengt de diagnose MS ook veel   onzekerheid met zich mee.   Het  verloop  van  de  ziekte is namelijk onvoorspelbaar.

In Nederland heeft 1 op de 1000 inwoners MS. Hoe de ziekte ontstaat, is nog niet bekend. Wel is duidelijk dat het afweersysteem hierbij een grote rol speelt. Onderzoek moet meer duidelijkheid geven.

MS en de gevolgen voor het spreken
Om verstaanbaar te kunnen spreken moet er een goede coördinatie zijn tussen de ademhalingsspieren, de stembanden en de mondspieren. Door MS kan de controle over de spieren verminderd zijn, waardoor communiceren moeilijker wordt. Vermoeidheid kan hier een rol bij spelen.

MS en de gevolgen voor het slikken
Ook bij het slikken is een goede coördinatie van de spieren nodig: afsluiting van de luchtweg moet plaatsvinden, het eten moet goed gekauwd en doorgeslikt kunnen worden. Een krachtige uitademing is nodig, om bij eventueel verslikken te kunnen hoesten om te voorkomen dat er voeding/vocht in de luchtweg terecht komt. Slikproblemen kunnen leiden tot minder (gevarieerd) eten en bij veelvuldig verslikken tot een longontsteking. Slikproblemen kunnen een rol spelen bij (ongewild) gewichtsverlies waardoor de algehele conditie verslechtert.

Wat kan logopedie voor u betekenen:

  • Bewustwording van uw verstaanbaarheid
  • Trainen van de verstaanbaarheid door bewust duidelijker te spreken
  • Aandacht voor goede (zit) houding bij het spreken, indien nodig in samenwerking met oefen- of ergotherapeut
  • Adem-stemoefeningen
  • Omgaan met de invloed van vermoeidheid op het spreken
  • Bewust en veilig leren slikken
  • Eventueel in samenwerking met een diëtist aanpassen van de voeding
  • Aandacht voor het meest geschikte drinkgerei

MS Zorg Nederland
MS Zorg Nederland zet zich in voor goede multidisciplinaire zorg voor mensen met MS. De zorgverleners die aangesloten zijn bij MS Zorg Nederland volgen jaarlijks scholing op het gebied van MS-zorg en hebben 2 keer per jaar overleg. Lia Winterswijk is aangesloten bij het Regionale MS zorg Nederland netwerk Gorinchem Drechtsteden.

Adem- en Stemstoornissen

Stemstoornissen

Stemstoornissen worden gekenmerkt door een ongewenste kwaliteitsverandering in de stem, zoals hees- en schorheid, wegvallende stem of moeite hebben met zingen. Daarnaast kan er sprake zijn van ademhalingsproblemen, een vermoeid, branderig of strak gevoel in de keel (brok in de keel), het gevoel hebben niet soepel te kunnen slikken, hoesten, kuchen of keelschrapen.
Deze problemen kunnen ontstaan door een afwijking op de stembanden of door het verkeerd of intensief gebruik van de stem. De KNO-arts stelt dit vast.

Een zwakke stem is een in aanleg beperkte stem die vaak en snel hees wordt. De mogelijkheden van de stem zijn zeer persoonsgebonden. Het stemapparaat, de larynx, is niet bij alle mensen hetzelfde gebouwd. Er bestaan verschillen in grootte, vorm en skeletopbouw. Dit verklaart ook het verschil tussen een mannen- en vrouwenstem.

De bouw van de larynx bepaalt in belangrijke mate hoe sterk de stem is. Bij een zwakke stem is er meer kracht en spierspanning nodig om met een gemiddelde luidheid te spreken en om dit langere tijd vol te houden. Vaak leidt dit tot overbelasting en verkeerd gebruik van de stem. Heesheid, pijnklachten en vermoeidheid bij het spreken zijn het gevolg. Veel schrapen, kuchen en hoesten is enerzijds het gevolg van deze irritaties, maar verergert anderzijds de klachten.

Vooral in spreekberoepen zal een zwakke stem tot problemen leiden. De stem heeft dan te weinig draagkracht om les te geven in rumoerige klaslokalen; of de stem laat het afweten bij (langdurig) spreken in een grote ruimte. Ook zingen in een koor kan dan stemproblemen geven.

Wat doet de logopedist?

Als onderzoek door de kno-arts geen afwijkingen aan de stembanden laat zien, zal de logopedist de stem verder onderzoeken. De mogelijkheden van de stem wat betreft hoogte, luidheid en draagkracht worden bepaald. Het voornaamste doel van de behandeling zal zijn de mogelijkheden van de stem zo goed mogelijk te benutten. Dit wordt bereikt door oefeningen voor een goede houding tijdens het spreken, ontspanningsoefeningen, ademoefeningen, stemoefeningen en oefeningen voor een duidelijke uitspraak. Stemsparende (ofwel stemhygiënische) adviezen kunnen nuttig zijn. Daarbij wordt ook aandacht besteed aan arbeidsomstandigheden als akoestiek en omgevingslawaai.

Een in aanleg zwakke stem zal door training geen sterke stem met vele mogelijkheden worden. Wel zal het stemgeven economischer gebeuren en daardoor minder belastend zijn. De klachten nemen hierdoor vrij snel af.

Het onderzoek en de behandeling van een zwakke stem worden als regel vergoed door de ziektekostenverzekeraars, na verwijzing door huisarts of medisch specialist.

Stembandafwijkingen

Stembandafwijkingen, zoals stembandknobbeltjes, stembandpoliepen, stembandoedeem of een stilstaande stemband, kunnen veroorzaakt worden door ziekte, verkeerd of overmatig stemgebruik of door roken. Sommige stembandafwijkingen zullen chirurgisch behandeld moeten worden.

Wat doet de logopedist

De logopedist geeft begeleiding voor een zo optimaal mogelijk herstel van de stem. De oefeningen hebben als doel de stem weer in conditie te krijgen. Daarnaast leert de patiënt technieken om de stem zo gezond mogelijk te gebruiken en terugval te voorkomen.

Stembandproblemen door verkeerd of intensief gebruik

Als er geen afwijking op de stembanden aanwezig is worden de stemproblemen vaak veroorzaakt door onjuist en/of overmatig stemgebruik.

Wat doet de logopedist

De logopedist adviseert de patiënt over een gezond gebruik van de stem en leert hem technieken om de stem zo efficiënt mogelijk te gebruiken.

Globusklachten / Brokgevoel in de keel

Sommige mensen ervaren een brokgevoel in de keel. Soms beschrijven zij dit als het gevoel van een slijmprop in de keel die niet weggeslikt kan worden, het gevoel dat er een graat of korreltje in de keel zit of het gevoel dat de slik niet soepel gaat. Hierdoor krijgt men de neiging om steeds de keel te schrapen, te kuchen of te slikken. Dit houdt probleem in stand.
De oorzaken van dit brokgevoel kunnen zijn; opkomend maagzuur, een verhoogde spierspanning in de keel en soms ook in de rest van het lijf, verhoogde slijmproductie, verkeerd stemgebruik en/of stress.

Wat doet de logopedist

De logopedist geeft adviezen voor het verbeteren van het stemgebruik, verminderen van de slijmproductie en het hoesten en ter vermindering van het opkomend maagzuur. Daarnaast kan een logopedische behandeling helpen bij het verminderen van de spanning in het keelgebied, zoals met larynxmanipulatie of Lax Vox.

Ademhalingsproblemen

Er zijn verschillende soorten ademhalingsstoornissen. Voorbeelden hiervan zijn hyperventilatie, ademhalingsproblemen bij Astma en/of COPD.

 

Hyperventilatie

Hyperventilatie is een wijze van ademhalen waarbij de in- en uitademing niet goed op elkaar zijn afgestemd. Meestal wordt er te snel of te diep geademd, waardoor de koolzuur- en zuurstofbalans in het bloed verstoord raakt. Symptomen die vaak genoemd worden zijn: duizeligheid, tintelingen, ademnood en hartkloppingen. Hyperventilatie kan optreden als een plotselinge aanval (acute vorm) en als een vrijwel constante manier van ademen (chronische vorm).

Wat doet de logopedist

In de logopedische behandeling wordt aandacht besteed aan het aanleren van een meer ontspannen ademhaling, het in balans brengen van in- en uitademing en de toepassing hiervan in het dagelijks leven.

Astma

Astma is een nog ongeneeslijke chronische ontsteking van de luchtwegen. Mensen met astma kunnen soms moeilijk ademhalen: zij worden kortademig, ademen ‘piepend’ of moeten hoesten. De benauwdheid ontstaat doordat de spieren rond de luchtwegen samentrekken, de wand van de luchtwegen opzwelt en de productie van taaislijm toeneemt. Door deze processen worden de luchtwegen vernauwd. Astma-aanvallen worden veroorzaakt door pollen, stof, dierenhaar, koude lucht, rook, oplosmiddelen en lichamelijke inspanning. Mensen met astma hebben een normale longfunctie, afhankelijk van de ernst van de astma. Bij astmapatiënten wordt vaak de uitademing belemmerd.

Wat doet de logopedist

De logopedist onderzoekt de ademhaling, het stemgebruik, de verstaanbaarheid en eventueel de slikfunctie van de astmapatiënt. De logopedische therapie start met het geven van uitleg over stemgeving, ademhaling, ademregulatie en stemhygiëne. De logopedist kan helpen bij het aanleren van gezond stemgebruik, ademhaling, ademverdeling, verminderen van chronische hoest, waardoor ook de verstaanbaarheid kan toenemen. Ook leert de logopedist de patiënt een gecontroleerde ademhaling te gebruiken tijdens het spreken of tijdens astma-aanvallen. De logopedist geeft adviezen aan cliënten die chronische hoest of opkomend maagzuur hebben, hoe ze deze klachten kunnen verminderen. Bij slikproblemen zal de logopedist adviezen geven voor veilig eten en drinken. Ook kan een andere manier van eten / drinken (compensatiestrategieën) aangeleerd worden.

COPD

COPD is de verzamelnaam voor een aantal langdurige aandoeningen van de luchtwegen, zoals astma, bronchitis en longemfyseem. De luchtwegen van COPD-patiënten reageren sterk op prikkels van buiten zoals huisstof, tabaksrook en temperatuurverschillen. Het ademen lijkt dan niet meer vanzelf te gaan. Er ontstaat kortademigheid door benauwdheid. Soms wordt er ook veel gehoest. COPD-patiënten hebben vaak ook problemen met het praten.

Wat doet de logopedist

De logopedische behandeling van COPD-patiënten zal er vooral op gericht zijn op het omgaan met de aanwezige longinhoud. De patiënt leert de ademverdeling hierop aan te passen in diverse situaties. De logopedist leert de COPD-patiënt een ontspannen gebruik van adem en de stem. Inzicht in het eigen adempatroon leert de patiënt wat hij moet doen bij dreigende of plotselinge benauwdheid. Hierdoor zal de aanval niet onnodig verlengd worden en zal er geen paniek ontstaan. Ontspannings- en houdingsoefeningen kunnen hierbij helpen. Het vergroten van de spierkracht van de ademhalingsspieren kan ook door logopedist meegenomen worden in de behandeling, waardoor de COPD-patiënt meer hoestkracht heeft en met minder moeite kan spreken. Verder kan de logopedist communicatieadviezen geven aan de patiënt en zijn omgeving om de communicatie te optimaliseren. De logopedist kan helpen bij het verminderen van en omgaan met chronisch hoesten en opkomend maagzuur. Bij gevorderde COPD krijgen steeds meer COPD-patiënten slikproblemen. De logopedist kan dan onderzoek, behandeling, begeleiding en adviezen bieden bij problemen bij eten en drinken.

Gehoor

Auditieve verwerkingsproblemen kleuter en basisschool

Bij auditieve verwerkingsproblemen zijn er problemen met de auditieve functies. Auditieve functies worden vaak uitgelegd als “wat we doen met wat we horen”. Oftewel: het verwerken van geluiden, klanken en spraak.
Bij problemen met de auditieve verwerking kunnen er problemen in de ontwikkeling optreden, zoals spraak-en/of taalproblemen en leerproblemen. Vaak zien we dat kinderen met auditieve verwerkingsproblemen slechter presteren op school (ondanks normale intelligentie). Ze hebben vaker problemen bij het uitvoeren van opdrachten in de klas, een korte aandachtsspan, slecht tijdsbesef en zijn snel afgeleid door geluiden of gebeurtenissen in de omgeving.

Wat doet de logopedist?

De logopedist doet onderzoek naar de auditieve vaardigheden en de mogelijke invloed hiervan op taal, spraak, lezen en spellen. Dit uitgebreid onderzoek naar auditieve verwerkingsproblemen wordt vaak pas op zesjarige leeftijd afgenomen, meestal in samenwerking met een audiologisch centrum. Op basis van het onderzoek worden adviezen gegeven aan ouders of bijvoorbeeld leerkrachten. Tijdens de logopedische behandelingen worden er gerichte oefening gedaan om de auditieve functies te verbeteren.

Revalidatie na plaatsing CI (cochleair implantaat)

Veel mensen met een ernstige slechthorendheid of doofheid hebben een probleem in het slakkenhuis, in het binnenoor. Hierdoor kunnen zij geluiden en spraak onvoldoende waarnemen. Gewone hoortoestellen maken het geluid harder. Dit verbetert echter niet altijd de geluidswaarneming en het verstaan van spraak.

Een cochleair implantaat (CI) zet geluiden om naar elektrische signalen, die rechtstreeks worden doorgegeven aan de gehoorzenuw. Deze andere manier van horen vraagt om een intensieve begeleiding en revalidatie.

In feite is een CI een soort hoortoestel. Wat een doof of slechthorend persoon met een CI kan waarnemen, hangt van meerdere factoren af. Het implantaat wordt operatief ingebracht, in het bot achter de oorschelp. De spraakprocessor is een klein kastje of een oorhanger dat uitwendig wordt gedragen. Enkele weken na de operatie wordt het CI aangesloten. Vanuit het CI-team is er veel aandacht voor het opnieuw leren horen: opmerken van geluiden, herkennen van geluiden/spraak en verstaan van spraak. Daarnaast wordt er gekeken naar de sociaal emotionele aspecten, de omgeving van de patiënt, de communicatie.
Een cochleair implantaat kan een geschikt hulpmiddel zijn voor dove of ernstig slechthorende mensen die met gewone hoortoestellen onvoldoende kunnen waarnemen.

Wat doet de logopedist?

Logopedisten die in een vrije vestiging of het onderwijs te maken hebben met kinderen met een CI, richten de behandeling op het leren horen, het gebruik van spraakafzien, de communicatie met de omgeving en articulatie. Daarnaast is er veel aandacht voor het stimuleren van de spraaktaalontwikkeling bij kinderen. De logopedist onderzoekt of en hoe groot de spraaktaalachterstand is. Zij kijkt naar het begrip en het uiten van de taal. De logopedische behandeling sluit aan bij het spraaktaalniveau van het kind.

Logopedisten die in een vrije vestiging of het onderwijs te maken hebben met volwassenen met een CI, richten de behandeling op het leren horen, het gebruik van spraakafzien, de communicatie met de omgeving en articulatie.
Spraakafzien (ook wel liplezen genoemd) kan een ondersteuning zijn voor mensen met een hoorstoornis. Door goed te letten op de mondbewegingen en de mimiek van uw gesprekspartner zult u diegene namelijk beter kunnen verstaan. Vooral in een lawaaiige omgeving kan spraakafzien een goede ondersteuning geven. Bij de logopedist kunt u dit beter leren beheersen en daardoor zult u de mensen beter verstaan.

Slechthorendheid bij kinderen

Slechthorendheid is een hoorstoornis waarbij het gehoor licht tot zeer ernstig gestoord kan zijn. Een aangeboren slechthorendheid heeft invloed op de ontwikkeling van de taal en de spraak.
Een slechthorende baby zal niet of veel minder reageren op zijn eigen gebrabbel en op de klanken uit zijn omgeving. Hij leert de betekenis van geluiden en spraak niet zo vanzelfsprekend en automatisch als horende leeftijdsgenootjes. Het gevolg is een moeizamere communicatie. Een ander gevolg is een achterstand in het begrijpen van taal en het leren spreken. Daarnaast kunnen er problemen optreden bij het leren lezen en de sociaal emotionele ontwikkeling.

Doofheid op latere leeftijd

Als doofheid ontstaat nadat de spraak- en taalontwikkeling (grotendeels) zijn voltooid, wordt dit doofheid op latere leeftijd genoemd. De patiënt heeft dus gewoon leren spreken en de verstaanbaarheid van de spraak is goed.
Het gehoorverlies kan plotseling ontstaan, de zogenaamde plotsdoofheid. Het gehoor kan ook in een aantal jaren verloren gaan en wordt dan laatdoofheid genoemd.

Wat doet de logopedist?

De logopedist onderzoekt of én hoe groot de taal- en spraakachterstand bij het kind is. Zij kijkt zowel naar het begrijpen als het uiten van taal. De logopedische behandeling is gericht op het verminderen van de taalachterstand, het aanleren van een goede uitspraak, het geven van specifieke hoortraining en het leren spraakafzien (liplezen). Dit gebeurt zoveel mogelijk in een spelsituatie. Daarnaast wordt er ook veel aandacht geschonken aan het coachen van het gezin in het communiceren met een slechthorend kind.
De logopedist begeleidt de ouders, leert omgaan met een hoortoestel en adviseert bij andere technische hulpmiddelen voor slechthorenden. In het algemeen wordt met logopedische behandeling de achterstand ingelopen. Bij ernstige slechthorendheid kan verwijzing naar een school voor slechthorende kinderen nodig zijn.

Spraakafzien (ook wel liplezen genoemd) kan een ondersteuning zijn voor mensen met een hoorstoornis. Door goed te letten op de mondbewegingen en de mimiek van uw gesprekspartner zult u diegene namelijk beter kunnen verstaan. Vooral in een lawaaiige omgeving kan spraakafzien een goede ondersteuning geven. Bij de logopedist kunt u dit beter leren beheersen en daardoor zult u de mensen beter verstaan.

Slechthorendheid bij volwassenen

Slechthorendheid is een hoorstoornis waarbij het gehoor licht tot zeer ernstig gestoord kan zijn. Als doofheid ontstaat nadat de spraak- en taalontwikkeling (grotendeels) zijn voltooid, wordt dit doofheid op latere leeftijd genoemd. De patiënt heeft dus gewoon leren spreken en de verstaanbaarheid van de spraak is goed.
Het gehoorverlies kan plotseling ontstaan, de zogenaamde plotsdoofheid. Het gehoor kan ook in een aantal jaren verloren gaan en wordt dan laatdoofheid genoemd. Dit laatste moet niet verward worden met de zogenaamde ouderdomsslechthorendheid, waarbij het gehoor verslechtert door versnelde veroudering van het binnenoor. Verworven slechthorendheid kan veroorzaakt worden door een ongeval, door een infectieziekte of door het gebruik van bepaalde medicijnen. Een andere oorzaak is lawaaibeschadiging door lawaai in de werksituatie of geregeld blootstaan aan zeer harde geluiden.

Wanneer iemand doof wordt, heeft dat zeer ingrijpende gevolgen. Er ontstaan grote problemen in de onderlinge communicatie, in het zelfstandig functioneren en in het werk.

Wat doet de logopedist?

Spraakafzien (ook wel liplezen genoemd) kan een ondersteuning zijn voor mensen met een hoorstoornis. Door goed te letten op de mondbewegingen en de mimiek van uw gesprekspartner zult u diegene namelijk beter kunnen verstaan. Vooral in een lawaaiige omgeving kan spraakafzien een goede ondersteuning geven. Bij de logopedist kunt u dit beter leren beheersen en daardoor zult u de mensen beter verstaan.